Herbert von Karajan

Herbert (von) Karajan (Salzburg, 5 april 1908 – Anif, 16 juli 1989), eigenlijk Heribert Ritter von Karajan en sinds het afschaffen van de adel in Oostenrijk in het bevolkingsregister vermeld als Heribert Karajan, was een Oostenrijks dirigent, een van de prominentste naoorlogse musici. Hij dirigeerde vele jaren de Berliner Philharmoniker.

Herbert_von_Karajan_1963
Karajan in Schiphol, 1963

Karajan werd in het Oostenrijkse Salzburg geboren in een Aroemeense familie die oorspronkelijk uit het Griekse Ioannina kwam. Hij studeerde van 1916 tot 1926 aan het Mozarteum in Salzburg, waar hij werd aangemoedigd om te dirigeren.

1280px-Salzburg_Karajan-Geburtshaus_2
Geboortehuis in Salzburg

Familie

 Herbert von Karajan werd geboren in een oorspronkelijk uit de Noord-Griekse provincie Macedonië afkomstige familie Karajannis (of Karajoannes) van Griekse en Aroemeenseherkomst. Hij was de bet-achterkleinzoon van de koopman Georg Karajan, eigenlijk Georgios Johannes Karajannis, eigenaar van een perceel in Chemnitz, en de achterkleinzoon van Theodor von Karajan. Georg Karajan was met zijn vrouw en zijn zonen Demeter en Theodor 1 juni 1792 door de Saksische keurvorst Friedrich August II in de adelstand verheven. Herbert von Karajans vader werkte als chirurg in Salzburg.

Zijn moeder Marta Kosmač was afkomstig van een Krainische familie; haar vader Mihael Kosmač was in Mojstrana bij Kronau geboren.

Bundesarchiv_Bild_183-R92264,_Herbert_von_Karajan
Herbert von Karajan dirigeert in 1941

Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog

Van 1929 tot 1934 was hij eerste Kapellmeister van het Stadttheater in het Duitse Ulm.

In 1933 maakte hij zijn debuut op de Salzburger Festspiele, toen hij de muziek uit de “Walpurgisnachtszene” uit Faust, geproduceerd door Max Reinhardt, dirigeerde. Het daaropvolgende jaar dirigeerde hij, ook in Salzburg, voor het eerst de Wiener Philharmoniker. Twee maanden nadat Adolf Hitler in Duitsland de macht in handen kreeg, op 8 april 1933, werd hij lid van de NSDAP.

Van 1934 tot 1941 dirigeerde hij opera’s en symfonieconcerten in het operatheater van Aken.

In 1935 werd Karajan benoemd tot Duitslands jongste Generalmusikdirektor en trad hij op als gastdirigent in Brussel, Stockholm, Amsterdam en andere steden.

In 1937 maakte Karajan zijn debuut met de Berliner Philharmoniker en de Berliner Staatsoper in Fidelio van Beethoven. Hij genoot in 1938 veel succes in Berlijn met Tristan en Isolde van Richard Wagner. Hij kreeg een contract van de Deutsche Grammophon Gesellschaft, voor wie zijn eerste opname een uitvoering van de ouverture van Die Zauberflöte met de Staatskapelle Berlijn was. Op 23 januari 1938 dirigeerde Karajan voor de eerste en laatste keer het Concertgebouworkest in Amsterdam.

In 1944 werd hij door Adolf Hitler en Joseph Goebbels op de Gottbegnadeten-Liste gezet, een lijst met de 1.041 belangrijkste kunstenaars van het Derde Rijk. Personen op deze lijst waren vrijgesteld van dienst in het leger.

Naoorlogse jaren

Zijn eerste naoorlogse concert gaf Karajan in 1946 met de Wiener Philharmoniker in Wenen, maar verder optreden werd hem als gevolg van zijn lidmaatschap van de nazipartij door de Russische bezetters verboden. Die zomer nam hij anoniem deel aan de Salzburger Festspiele en het jaar daarop mocht hij weer optreden.

In 1948 werd hij muzikaal directeur van de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen. Ook trad hij op met het London Philharmonic Orchestra en dirigeerde hij in La Scala te Milaan. Hij was ook van grote betekenis om de Wiener Symphoniker in de na-oorlogjaren (1946-53) opnieuw één van de beste Oostenrijkse orkesten te maken.

In 1951 en 1952 dirigeerde hij in het Festspielhaus te Bayreuth.

In 1955 werd hij benoemd tot muziekdirecteur voor het leven van de Berliner Philharmoniker als opvolger van Wilhelm Furtwängler. Van 1957 tot 1964 was hij artistiek directeur van de Wiener Staatsoper. Hij was nauw betrokken bij de Wiener Philharmoniker, het London Philharmonic Orchestra en La Scala in Milaan. In Salzburg was hij artistiek leider van de Salzburger Festspiele ( 1960-1989), en oprichter en leider van het Paasfestival en het Pinksterfestival.

Tot aan zijn dood in 1989 dirigeerde hij veel en maakte hij ook vele opnamen, met name voor cd in latere jaren. Vele symfonieën uit het klassieke repertoire heeft Karajan vier- of vijfmaal opgenomen, omdat hij gebruik wilde maken van de zich steeds vernieuwende registratiemogelijkheden. Hij liet ook veel van zijn concerten registreren voor film, televisie en video.

Zijn geboorteland onderscheidde hem in 1961 met de Prijs voor wetenschap en kunst; ook was hij ereburger van de stad Wenen. Hij werd doctor honoris causa aan de Universiteit van Oxford.

In muziekkringen wordt Karajan veelal als een van de prominentste uitvoerende musici van de 20e eeuw beschouwd. Aan zijn uitvoeringen valt vooral de aandacht voor de klankschoonheid op. Hij dirigeerde een bijzonder breed repertoire. Hij had met name grote affiniteit met de werken van Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven, Johannes Brahms, Richard Strauss, Anton Bruckner en Jean Sibelius. Pas laat waagde Karajan zich aan de symfonieën van Gustav Mahler en de werken van de Tweede Weense School. Op het gebied van opera excelleerde hij in de werken van Richard Strauss, Richard Wagner, Giuseppe Verdi en Giacomo Puccini.

Karajan ligt begraven in Anif, een voorstad van Salzburg.

Het jaar 2008 stond in het teken van zijn 100e verjaardag en werd gevierd met speciaal opgedragen concerten en speciale cd-edities van zijn beroemde opnamen.

Bibliografie

  • Das Reichsorchester, die Berliner Philharmoniker und der Nationalsozialismus. Door Mischa Aster. Uitgever Siedler Verlag, 2007, ISBN 978-3-88680-876-2.
  • Annalen van de Operagezelschappen in Nederland 1886-1995, Amsterdam, Den Uitgave van Theater Instituut Nederland, 1996. 1276 p., ISBN 978-9-070-89232-6
  • Jürg Stenzl (Hrsg.): Herbert von Karajan. Der Dirigent im Lichte einer Geschichte der musikalischen Interpretation, Pustet, Salzburg 2008, ISBN 978-3-7025-0583-7
  • Eleonore Büning: Karajan, Dirigent. Ein Interpret wird besichtigt, Insel, Frankfurt am Main 2008, ISBN 978-3-458-35027-9.
  • Eliette von Karajan: Mein Leben an seiner Seite, Ullstein, Berlin 2008, ISBN 978-3-550-08722-6.
  • Peter Uehling: Karajan. Eine Biographie, Rowohlt, Reinbek bei Hamburg 2006, ISBN 3-498-06884-9.
  • Annemarie Kleinert: Berliner Philharmoniker von Karajan bis Rattle, Jaron, Berlin 2005, ISBN 3-89773-131-2.
  • Richard Osborne: Herbert von Karajan. Leben und Musik, Zsolnay, Wien 2002, ISBN 3-552-05171-6. dtv, München 2008, ISBN 978-3-423-34477-7.
  • Michelangelo Zurletti: La direzione d’orchestra : grandi direttori di ieri e di oggi, Firenze: Ricordi, 2000. ISBN 978-8-809-01730-6
  • Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The heritage encyclopedia of band music : composers and their music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
  • Leonardo Pinzauti: Variazioni su un tema : ritratti di musicisti dal vivo e a memoria, Firenze: Passigli Editori, 1991, 151 p.
  • Wolfgang Stresemann: “Ein seltsamer Mann…” Erinnerungen an Herbert von Karajan, Ullstein, Berlin: Ullstein 1991. Neuauflage: List, München 2008, ISBN 978-3-548-60827-3
  • Wolfgang Stresemann: … Und abends in die Philharmonie – Erinnerungen an große Dirigenten, Frankfurt am Main, Berlin, Wien: Ullstein 1985. 279 p.
  • André Tubeuf: Le Festival de Salzbourg, Paris: Sand, 1989. 235 p. ISBN 978-2-710-70437-9
  • Alain Pâris: Dictionnaire des interprètes et de l’interprétation musicale au XXe siècle, Paris: Robert Laffont, 1989. 906 p., ISBN 2-221-50323-6
  • Roger Vaughan: Herbert von Karajan. Ein biographisches Porträt, Frankfurt am Main, Berlin: Ullstein 1986. 350 S.
  • Hans-Jakob Krober: Herbert von Karajan: der Magier mit dem Taktstock, München: Droemersche Verlagsanstalt Knaur, 1986. 201 p.
  • Enzo Valenti Ferro: Los directores : Teatro Colón 1908-1984, Buenos Aires: Ediciones de Arte Gaglianone, 1985, 406 p.
  • Ernst Haeusserman: Herbert von Karajan – eine Biographie, München: Goldmann; Mainz: Schott 1983. 315 p., ISBN 3-442-33100-5
  • Robert C. Bachmann: Karajan. Anmerkungen zu einer Karriere, Econ, Düsseldorf-Wien 1983, ISBN 3-430-11109-9
  • Paul Robinson: Herbert von Karajan, Rüschlikon: Müller, 1981. 256 p.
csm_mobil-karajan-vertrag_ABPh_24ab092aeb
Chief conductor for life

Herbert von Karajan’s first performance with the Berliner Philharmoniker in April 1938 was a sensation – and aroused the jealousy of principal conductor Wilhelm Furtwängler, who from then on considered the young star his rival. Furtwängler died in 1954, and the direction of an America tour the year thereafter that had already been planned devolved to Karajan. After successful completion of the tour, Karajan was appointed principal conductor in 1956. It was the beginning of a new era. Karajan embodied the 20th-century type of conductor: energetic, charismatic, visionary, dedicated not only to music but to the other finer things of life. He was an enthusiastic pilot, sports car driver, skier and sailor. He admired and revered Arturo Toscanini and Wilhelm Furtwängler, two musical personalities who could not have been more different, and made it his ambition to merge the best of both to his own style.

csm_mobil-karajan-ton_s-lauterwasser_5e3f68fc92
Sound recordings

A performance culture all of his own

One of his peculiarities was that he usually conducted concerts with his eyes closed, vexing many orchestra musicians. However, through Karajan’s intense rehearsals they were thoroughly prepared for performances. “His philosophy was that everything the orchestra needs had to happen beforehand,” the string bassist Rudolf Watzel recalled. Under Herbert von Karajan the Berliner Philharmoniker developed their very own performance culture, characterised by a beauty of sound, enchanting legati, virtuosity and perfection. He preferred to concentrate on the classical-romantic repertoire: Beethoven, Brahms, Bruckner, Schumann, Tchaikovsky, Wagner and Strauss. In addition, he devoted himself to the Second Viennese School and leading composers of the early 20th century like Ravel, Stravinsky and Debussy, taking occasional excursions into the contemporary era with works by Messiaen and Henze, even Penderecki.

csm_mobil-Karajan-Jansons_Reinhard-Friedrich_226cdfdd4e
Karajan congratulates Mariss Jansons

From world orchestra to global player

Under Karajan’s leadership, the Berlin Philharmonic Orchestra also developed into global players – thanks to spectacular tours to America, Japan and China, as well as innumerable sound and film recordings. Karajan was a man of the media, open for all innovations in recording engineering. With an encyclopaedic single-mindedness, he recorded his entire repertoire on records, later on CDs, and captured many of his opera and concert performances on film. The Berliner Philharmoniker’s media impact greatly increased through their principal conductor’s active productive activity. Visible sign of the growing fame was the new concert hall: Karajan strongly advocated that it be built. In 1963 the orchestra moved into the Philharmonie on Kemperplatz designed by Hans Scharoun. The building with its new, avantgarde concert hall centred around the stage and thus the music, underscored how the orchestra and the conductor saw themselves artistically. In 1987 the Phiharmonie got a “little brother,” the Chamber Music Hall, carried out by Scharoun’s pupil and co-worker Edgar Wisniewski.

csm_mobil-karajan-mutter_DG_2f4bd8dd79
Karajan and Anne-Sophie Mutter

The relationship was not always harmonious

Karajan introduced even more innovations: he founded the Salzburg Easter Festival in 1967, at which the Philharmoniker were able to also make a name for themselves as an opera orchestra; the Salzburg Whitsun Festival followed in 1973. The Herbert von Karajan Conducting Competition, first held in 1969, was springboard to an international career for young conductors like Mariss Jansons and Valery Gergiev. Karajan promoted promising talents even beyond that, including Claudio Abbado, Seiji Ozawa and the violinist Anne-Sophie Mutter. Concerned about the next generation of musicians, he initiated the Orchestra Academy in 1972: it prepares prospective orchestra musicians to work in a professional orchestra. Herbert von Karajan and the Berliner Philharmoniker were considered a “dream team.” But the later years of their working together were overshadowed by conflicts and estrangement. The conflict that seemed perhaps the most spectacular in the public sphere was the case of the clarinettist Sabine Meyer, whom Karajan – against the objections of the orchestra – wanted to engage for the Berlin Philharmonic. In April 1989, after renewed contention, Karajan resigned his office as principal conductor of the Berliner Philharmoniker. He died three months later in Anif.

csm_mobil-Karajan_Lauterwasser_f5e2fb2781

KARAJAN – STATIONEN SEINES LEBENS

1908 Am 5. April in Salzburg geboren. Die Familie Karajan, die ursprünglich den Namen Karajannis trug, stammt aus Griechisch-Mazedonien. Der Ururgroßvater Herbert von Karajans wanderte nach Sachsen aus und war zuletzt als Kaufmann in Wien ansässig. Er wurde für seine um die Hebung des Handels und der Industrie erworbenen Verdienste von Friedrich August, dem Kurfürsten von Sachsen, am 1. Juni 1792 in den deutschen Reichsadel erhoben. Als Ritter des Heiligen Römischen Reiches nannten sich die Karajannis von nun an »Karajan«.

1912 Erster Klavierunterricht bei dem Klavierpädagogen und Konzertleiter Franz Ledwinka.

1913 Herbert von Karajan spielt im Rahmen einer Wohltätigkeitsveranstaltung erstmals vor der Öffentlichkeit.

1916–26 Besuch des Konservatoriums Mozarteum in Salzburg. Unterricht bei Franz Ledwinka, Franz Sauer und Bernhard Paumgartner, der Karajan auch dazu anregt, sich als Dirigent ausbilden zu lassen.

1917 27. Januar: Erstes öffentliches Auftreten als Pianist im Rahmen einer Mozart-Feier am Mozarteum.

1926 Matura am Humanistischen Gymnasium in Salzburg. Maturaarbeit über das Thema »Thermodynamik und Explosionsmotoren«. Absolvent des Mozarteums.

1926–28 Studium an der Technischen Hochschule in Wien und am Musikwissenschaftlichen Institut der Universität Wien.

1926–29 Studium an der Wiener Hochschule für Musik (Klavier) und Absolvierung der Dirigentenklasse.

1928 17. Dezember: Erstes öffentliches Dirigieren in Wien im Rahmen eines Konzertes von Studierenden der Kapellmeisterschule Alexander Wunderers.

1929 22. Januar: Erstes öffentliches Auftreten als Dirigent in Salzburg. 19. April: Dirigiert im Salzburger Festspielhaus Salome.

1929–34 Engagement als erster Kapellmeister am Ulmer Stadttheater. Leiter der Dirigenten-Sommerkurse an der Internationalen Stiftung Mozarteum. Gastdirigent der Wiener Symphoniker. 1934 21. August: Dirigiert erstmals die Wiener Philharmoniker in Salzburg.

1934–42 Engagement am Aachener Stadttheater als Leiter der Symphoniekonzerte und der Opernaufführungen.

1937 1. Juni: Dirigiert erstmals an der Wiener Staatsoper (Tristan und Isolde).

1938 8. April: Dirigiert erstmals die Berliner Philharmoniker. 30. September: Dirigiert erstmals an der Berliner Staatsoper (Fidelio). 21. Oktober: Tristan und Isolde an der Berliner Staatsoper. Der Berliner Kritiker van der Nüll schreibt über »Das Wunder Karajan«. Erster Vertrag mit der Deutschen Grammophon Gesellschaft (bis 1943). Erste Aufnahme: Ouvertüre zur Zauberflöte (mit der Staatskapelle Berlin).

1939 Berufung als Staatskapellmeister an die Berliner Staatsoper.

1946 12. Januar: Erstes Nachkriegskonzert mit den Wiener Philharmonikern in Wien. Erste Kontakte mit Walter Legge, dem Künstlerischen Direktor der Columbia-Schallplattengesellschaft und Gründer des Londoner Philharmonia Orchestra. Assistenz bei den Salzburger Festspielen.

1947 Oktober: Erste Zusammenarbeit mit dem Singverein der Gesellschaft der Musikfreunde in Wien. 1948/49 Mitwirkung bei den Salzburger Festspielen.

ab 1948 Künstlerischer Direktor der Gesellschaft der Musikfreunde in Wien. Chefdirigent der Wiener Symphoniker. Enge Zusammenarbeit mit dem Londoner Philharmonia Orchestra. Ständiger Gastdirigent der Mailänder Scala. Zahlreiche Gastverpflichtungen in Europa und Übersee. Leitung der Dirigentenkurse in Luzern und Mitwirkung bei den Internationalen Musikfestwochen Luzern.

1951/52 Mitwirkung bei den Bayreuther Festspielen.

1955 Berufung zum Chefdirigenten (seit 1956 auf Lebenszeit) der Berliner Philharmoniker als Nachfolger von Wilhelm Furtwängler.

1957–60 Künstlerischer Leiter der Salzburger Festspiele.

1957–64 Künstlerische Leitung der Wiener Staatsoper, Zusammenarbeit mit der Mailänder Scala. 1958 6. Oktober: Heirat mit der Französin Eliette Mouret.

1959 Wiederbeginn der Zusammenarbeit mit der Deutschen Grammophon Gesellschaft. Erste Stereoaufnahme: Strauss’ Ein Heldenleben.

1960 25. Juni: Geburt der Tochter Isabel (die Wiener Philharmoniker übernehmen die Patenschaft).

1963 15. Oktober: Eröffnungskonzert der Berliner Philharmonie (Beethovens Neunte Symphonie).

Veröffentlichung der Einspielung des vollständigen Beethoven-Symphonienzyklus mit den Berliner Philharmonikern, die zu einer der erfolgreichsten Aufnahmen klassischer Musik wird.

1963–68 Exklusivvertrag mit der Deutschen Grammophon Gesellschaft.

1964 2. Januar: Geburt der Tochter Arabel (die Berliner Philharmoniker übernehmen die Patenschaft). August: Berufung in das Direktorium der Salzburger Festspiele.

seit 1965 Produktion von Konzert- und Opernverfilmungen, bei denen Karajan als Regisseur bzw. Dirigent tätig ist. Zusammenarbeit mit dem französischen Filmregisseur Henri-Georges Clouzot.

1967 Beginn der Osterfestspiele Salzburg (Gründung und Künstlerische Gesamtleitung: Herbert von Karajan). 19. März: Eröffnung der Osterfestspiele mit der Walküre.

1968 4. März: Verleihung des »Ringes« des Landes Salzburg. 4. April: Verleihung der Ehrenbürgerschaft der Stadt Salzburg. 8. April: Verleihung des Goldenen Grammophons durch Deutsche Grammophon »zum Zeichen der Verehrung und des Dankes«. 14. August: Ernennung zum Ehrensenator der Alma mater paridiana, Salzburg. Gründung der Herbert-von-Karajan-Stiftung in Berlin (Förderung der wissenschaftlichen Tätigkeit zur Verbreitung eines bewussten musikalischen Empfindens); ein Dirigentenwettbewerb ist dieser Stiftung angeschlossen.

1969 Gründung eines »Forschungsinstitutes der Herbert-von-Karajan-Stiftung für experimentelle Musik-Psychologie« am Psychologischen Institut der Universität Salzburg. 31. August: Kunstpreis der Stadt Luzern.

1970 Neuer Exklusivvertrag mit der Deutschen Grammophon Gesellschaft.

1973 Beginn der Salzburger Pfingstkonzerte (Gründung und Gesamtleitung: Herbert von Karajan).

1978 12. Mai: Verleihung des Doctor philosophiae h.c. der Alma mater paridiana, Salzburg. 21. Juni: Verleihung des Doctor of Music h.c. der Universität Oxford.

1979 Preis des französischen Staatspräsidenten für sämtliche Neuaufnahmen des Jahres 1978 – Preisverleihung im Rahmen des Grand Prix international du disque der Académie Charles Cros in Paris. 2. April: Eröffnung des »Internationalen Con¬gress-Centrums« (ICC) in Berlin – musikalische »Weihe« durch Karajan und seine Philharmoniker. 17. Mai: Herbert von Karajan patronisiert eine neue nach ihm benannte Stiftung – Geschenk der Wiener Gesellschaft der Musikfreunde –, die sich wissenschaftlichen Arbeiten vor allem auf neurophysiologischem Gebiet widmet. 13. Oktober: Verleihung des Doctor philosophiae h.c. der Waseda-Universität, Tokio.

1980 Januar: erste Digital-Aufnahme in Berlin (Mozart: Die Zauberflöte). August: Herbert von Karajan erhält vom Vorstand der Konzertvereinigung Wiener Staatsopernchor die Clemens-Krauss-Medaille in Gold. 7. Dezember: Festkonzert in Berlin anlässlich des 25jährigen Jubiläums als Chefdirigent der Berliner Philharmoniker.

1981 15. April: Präsentation des »Compact Disc Digital Audio Systems« bei den Salzburger Osterfestspielen. Im Mai wird auf Deutsche Grammophon die »Karajan-Symphonien-Edition« veröffentlicht, die auf 28 Schallplatten Einspielungen von sechs symphonischen Zyklen – Beethoven, Brahms, Mozart, Mendelssohn, Schumann und Tschaikowsky – aus den sechziger und siebziger Jahren zusammenfasst. Am 27. Juli wird Herbert von Karajan im Ministerratsgebäude in Sofia der Kyrill- und Method-Orden Erster Klasse »für seine Verdienste in der Zusammenarbeit mit bulgarischen Künstlern« überreicht. 1. Dezember: Herbert von Karajan gibt mit den Berliner Philharmonikern zum ersten Mal ein Konzert im neuen Leipziger Gewandhaus.

1982 Gründung der Firma Telemondial S.A.M. Unter Herbert von Karajans persönlicher Leitung wird sein gesamtes Repertoire noch einmal für die neu erscheinende Video-Disc unter seiner Regie aufgenommen. Es ist eine völlig neue Konzeption, und die Video-Discs werden erst veröffentlicht, sobald die Apparaturen die Vollendung und Perfektion erreicht haben, die Herrn von Karajan ein ganzes Leben vorgeschwebt haben. Februar: Debüt der Malerin Eliette von Karajan. Die Künstlerin stellt ihre Bilder aus auf den Schallplattentaschen der »Karajan-Edition« in der neuen Serie »Galleria«. 50 Originalgemälde schmücken 50 Plattenhüllen mit 100 Werken von Vivaldi bis Strawinsky. 30. April/1. Mai: Jubiläumskonzerte zum 100. Geburtstag der Berliner Philharmoniker. 12. Juni: Übergabe der ersten Compact Disc an den Dirigenten (Strauss’ Alpensinfonie) in Hamburg anlässlich einer Konzertreise mit den Berliner Philharmonikern. 14. Juni: Bürgermeister Jacques Chirac übergibt Herbert von Karajan im Pariser Rathaus die »Médaille de Vermeil«, die Ehrenmedaille der Seine-Metropole. 29. Juli: Bei den Salzburger Festspielen wird Herbert von Karajans erste Aufnahme von Puccinis Oper Turandot (mit Katia Ricciarelli und Plácido Domingo) vorgestellt. 2. August: Schlusskonzert des ersten Gesangsstudios der Herbert-von-Karajan-Stiftung in Salzburg. Oktober: Erste USA-Reise mit den Berliner Philharmonikern seit 1976. Die Konzerttournee wird als »triumphale Wiederkehr« gefeiert, der Dirigent mit »standing ovations« in der New Yorker Carnegie Hall begrüßt. Dezember: Der Salzburger Landeshauptmann Dr. Wilfried Haslauer überreicht Herbert von Karajan als Chefdirigent der Berliner Philharmoniker eine Gedenktafel, die das Land Salzburg anlässlich der seit 25 Jahren bestehenden Mitwirkung des Orchesters bei den Salzburger Festspielen gestiftet hat.

1983 März: Die Royal Philharmonic Society, London, ehrt Herbert von Karajan mit der Goldmedaille. 5. April: Herbert von Karajan begeht in seiner Heimatstadt Salzburg seinen 75. Geburtstag. Das Land Salzburg gratuliert mit einem Sonderpoststempel. 26. Juli: Die Salzburger Festspiele werden mit einer Neuinszenierung von Richard Strauss’ Der Rosenkavalier (Regie und Dirigent: Herbert von Karajan) eröffnet. Eine Aufnahme der Oper, mit Herbert von Karajan und Agnes Baltsa, Janet Perry, Anna Tomowa-Sintow, Kurt Moll und den Wiener Philharmonikern, wird 1984 bei Deutsche Grammophon veröffentlicht. August: Internationaler Musikpreis der UNESCO an Herbert von Karajan. Herbert von Karajan gibt bekannt, dass er für das ZDF bis 1986 jährlich zwei Konzerte mit den Berliner Philharmonikern produzieren will. Die Programme, für die er die künstlerische Gesamtleitung übernimmt, werden live ausgestrahlt.

1984 Veröffentlichung der ersten Digital-Aufnahmen des neuen Beethoven-Symphonien-Zyklus mit den Berliner Philharmonikern auf Deutsche Grammophon Compact Disc. Der gesamte Zyklus wird von der Firma Telemondial gefilmt.

1985 Februar: Verleihung der Goldenen Kamera der Zeitschrift Hör Zu. 2. April: Unterzeichnung eines neuen langfristigen Vertrages mit der Deutschen Grammophon Gesellschaft. 29. Juni: Im Rahmen der von Papst Johannes Paul II. zelebrierten Messe am Peter-und-Paul-Tag dirigiert Herbert von Karajan Mozarts Krönungsmesse mit dem Wiener Singverein und den Wiener Philharmonikern. Zum ersten Mal ist damit einem Orchester und seinem Dirigenten während eines Gottesdienstes ein Konzert im Vatikan gestattet worden. Das Ereignis wird weltweit vom Fernsehen übertragen und von der Firma Telemondial gefilmt. August: Aus Anlass des 25jährigen Bestehens des Großen Festspielhauses erhält Herbert von Karajan den »Ehrenring« der Salzburger Festspiele. Anlässlich seines 30jährigen Jubiläums als Chefdirigent der Berliner Philharmoniker findet 1946 ein Jubiläumskonzert statt.

1986 25./26. Januar: Gedenkkonzert in Berlin zum 100. Geburtstag des 1954 verstorbenen Wilhelm Furtwängler. Aufführung von Verdis Don Carlos bei den Salzburger Osterfestspielen, mit José Carreras, Ferruccio Furlanetto, Fiamma Izzo D’Amico, Agnes Baltsa und den Berliner Philharmonikern. Die Aufführung wird im Fernsehen in vielen Ländern Europas live ausgestrahlt. Juni: Für seine Verdienste um die Wahrung kulturellen Erbes und insbesondere für seine Leistungen bei den Salzburger Festspielen erhält Herbert von Karajan in Athen den Olympia-Preis der Alexander-Onassis-Stiftung. Das Preisgeld stellt Karajan für die Förderung junger Sänger zur Verfügung. 23. August: Deutsche Grammophon präsentiert bei den Salzburger Festspielen Herbert von Karajans erste Don Giovanni-Aufnahme (mit Samuel Ramey in der Titelrolle, Anna Tomowa-Sintow, Agnes Baltsa, Kathleen Battle, Gösta Winbergh, Ferruccio Furlanetto und den Berliner Philharmonikern).

1987 1. Januar: Herbert von Karajan dirigiert erstmals das Neujahrskonzert der Wiener Philharmoniker im Großen Musikvereinssaal in Wien. Das Konzert wird weltweit im Fernsehen ausgestrahlt. Neuinszenierung von Mozarts Don Giovanni bei den Salzburger Oster- und Sommerfestspielen. 1. Mai: Eröffnungskonzert der 750-Jahr-Feier in Berlin (Mozart: Divertimento KV 334; Richard Strauss: Also sprach Zarathustra). Juni: Herbert von Karajan unternimmt mit den Berliner Philharmonikern eine Europa-Tournee mit Konzerten in London, Brüssel und Paris. 28. Oktober: Eröffnungskonzert des neuen Kammermusiksaales der Berliner Philharmonie mit Vivaldis Vier Jahreszeiten. Solistin: Anne-Sophie Mutter. November: Viel umjubelte Deutschland-Tournee (sechs Städte) mit den Berliner Philharmonikern.

1988 Frühjahr: Zum 80. Geburtstag Herbert von Karajans am 5. April veröffentlicht Deutsche Grammophon eine Karajan-Edition: »100 Meisterwerke« mit Gemälden seiner Gattin Eliette auf 25 CDs. Zum 50jährigen Schallplatten-Jubiläum von Herbert von Karajan bei Deutsche Grammophon erscheinen die frühen Aufnahmen aus den Jahren 1938–43 erstmals auf CD. April/Mai: Japan-Tournee mit den Berliner Philharmonikern. Oktober: Europa- und USA-Tournee mit den Berliner Philharmonikern.

1989 Februar: Letztes Gastspiel in den USA mit den Wiener Philharmonikern. 16. Juli: Herbert von Karajan, der sich anlässlich der Probenarbeiten zu Verdis Un ballo in maschera in Salzburg aufhält, stirbt an den Folgen von Herzversagen in seinem Haus in Anif bei Salzburg.

Herbert von Karajan
Herbert von Karajan in 1938

Herbert von Karajan (German pronunciation: [ˈhɛɐbɛɐt fɔn ˈkaʁaˌjan]; born Heribert Ritter von Karajan; 5 April 1908 – 16 July 1989) was an Austrian conductor. He was principal conductor of the Berlin Philharmonic for 35 years. Generally regarded as one of the greatest conductors of the 20th century, he was a dominant figure in European classical music from the mid-1950s until his death. Part of the reason for this was the large number of recordings he made and their prominence during his lifetime. By one estimate he was the top-selling classical music recording artist of all time, having sold an estimated 200 million records.

Biography

Genealogy

Karajan_(1792)_–_Gerd_Hruška
Karajan family arms, granted in 1792
The Karajans were of Greek or Aromanian ancestry. His great-great-grandfather, Georg Karajan (Geórgios Karajánnis, Greek: Γεώργιος Καραγιάννης), was born in Kozani, in the Ottoman province of Rumelia (now in Greece), leaving for Vienna in 1767, and eventually Chemnitz, Electorate of Saxony.[10] He and his brother participated in the establishment of Saxony’s cloth industry, and both were ennobled for their services by Frederick Augustus III on 1 June 1792, thus adding the prefix “von” to the family name. The surname Karajánnis became Karajan. Although traditional biographers ascribed a Serbian or simply a Slavic origin to his mother, Karajan’s family from the maternal side, through his grandfather who was born in the village of Mojstrana, Duchy of Carniola (today in Slovenia), was Slovene. By this line, Karajan was related to Austrian composer of Slovene descent Hugo Wolf. Karajan seems to have known some Slovene.

Early years

Karajans_parent
Herbert von Karajan’s parents, Ernst and Marta (née Kosmač)

Karajan was born in Salzburg, Austria-Hungary, as Heribert Ritter von Karajan. He was a child prodigy at the piano. From 1916 to 1926, he studied at the Mozarteum in Salzburg with Franz Ledwenke, theory with Franz Zauer, and composition with Bernhard Paumgartner. He was encouraged to concentrate on conducting by Paumgartner, who detected his exceptional promise in that regard. In 1926 Karajan graduated from the conservatory and continued his studies at the Vienna Academy, studying piano with Josef Hofmann (a teacher with the same name as the pianist) and conducting with Alexander Wunderer and Franz Schalk.

In 1929, he conducted Salome at the Festspielhaus in Salzburg and from 1929 to 1934 Karajan served as Kapellmeister at the Stadttheater in Ulm. His senior colleague in Ulm was Otto Schulmann. After Schulmann was forced to leave Germany in 1933, Karajan became first Kapellmeister. In 1933 Karajan made his conducting debut at the Salzburg Festival with the Walpurgisnacht Scene in Max Reinhardt’s production of Faust. It was also in 1933 that von Karajan became a member of the Nazi party, a fact for which he would later be criticised.

In Salzburg in 1934, Karajan led the Vienna Philharmonic for the first time, and from 1934 to 1941, he was engaged to conduct operatic and symphony-orchestra concerts at the Theater Aachen.

Karajan’s career was given a significant boost in 1935 when he was appointed Germany’s youngest Generalmusikdirektor and performed as a guest conductor in Bucharest, Brussels, Stockholm, Amsterdam and Paris. In 1938 Karajan made his debut with the Berlin Philharmonic and the Berlin State Opera, conducting Fidelio. He then enjoyed a major success at the State Opera with Tristan und Isolde. His performance was hailed by a Berlin critic as Das Wunder Karajan (the Karajan miracle). The critic asserted that Karajan’s “success with [Richard] Wagner’s demanding work Tristan und Isolde sets himself alongside [Wilhelm] Furtwängler and Victor de Sabata, the greatest opera conductors in Germany at the present time”. Receiving a contract with Deutsche Grammophon that same year, Karajan made the first of numerous recordings, conducting the Staatskapelle Berlin in the overture to The Magic Flute. On 26 July 1938, he married operetta singer Elmy Holgerloef. They divorced in 1942.

On 22 October 1942, at the height of the Second World War, Karajan married Anna Maria “Anita” Sauest, born Gütermann. She was the daughter of a well-known manufacturer of yarn for sewing machines. Having had a Jewish grandfather, she was considered a Vierteljüdin (one-quarter Jewish woman). By 1944, Karajan was, according to his own account, losing favour with the Nazi leadership, but he still conducted concerts in wartime Berlin on 18 February 1945. A short time later, in the closing stages of the war, he and Anita fled Germany for Milan, relocating with the assistance of Victor de Sabata. Karajan and Anita divorced in 1958.

Nazi Party membership

 Karajan joined the Nazi Party in Salzburg on 8 April 1933; his membership number was 1,607,525. In June 1933, the Nazi Party was outlawed by the Austrian government. However, Karajan’s membership was valid until 1939. In that year the former Austrian members were verified by the general office of the Nazi Party. Karajan’s membership was declared invalid but his accession to the party was retroactively determined to have been on 1 May 1933 in Ulm, with membership number: 3,430,914.

British musicologist and critic Richard Osborne states:

What are the facts? First, though Karajan was nominated for membership in the as yet unbanned Party in Salzburg in April 1933, he did not collect his card, sign it, or pay his dues, though the registration itself (no. 1607525) got onto the files and crops up in many memoranda and enquiries thereafter. Secondly, he did not join the Party on 1 May 1933 despite prima-facie evidence to the contrary. In the first place, the membership number 3430914 is too high to belong to that date. The highest number issued before the freeze on membership, which lasted from May 1933 to March 1937, was 3262698. However, during the freeze, various functionaries, diplomats, and others were issued cards bearing an NG, or Nachgereichte, designation. These cards were, by convention, backdated to the start of the freeze: 1 May 1933. Karajan’s Aachen membership was an NG card, and its number accords with batches issued in 1935, the year Karajan had always identified as the one in which he was asked to join the Party.

Karajan’s prominence increased from 1933 to 1945, which has led to speculation that he joined the Nazi Party solely to advance his music career. Critics such as Jim Svejda have pointed out that other prominent conductors, such as Arturo Toscanini, Otto Klemperer, Erich Kleiber, and Fritz Busch, fled from fascist Europe at the time. However, Richard Osborne noted that among the many significant conductors who continued to work in Germany throughout the war years—Wilhelm Furtwängler, Carl Schuricht, Karl Böhm, Hans Knappertsbusch, Clemens Krauss and Karl Elmendorff—Karajan was one of the youngest and thus one of the least advanced in his career. Karajan was allowed to conduct various orchestras and was free to travel, even to the Netherlands to conduct the Concertgebouw Orchestra and make recordings there in 1943.

Postwar years

Karajan was discharged by the Austrian denazification examining board on 18 March 1946, and resumed his conducting career shortly thereafter. Therefore, years later former German Chancellor Helmut Schmidt could say about Karajan’s Nazi party membership card: “Karajan was obviously not a Nazi. He was a Mitläufer.”

In 1946, Karajan gave his first post-war concert in Vienna with the Vienna Philharmonic, but he was banned from further conducting activities by the Soviet occupation authorities because of his Nazi party membership. That summer he participated anonymously in the Salzburg Festival.

On 28 October 1947, Karajan gave his first public concert following the lifting of the conducting ban. With the Vienna Philharmonic and the Gesellschaft der Musikfreunde, he performed Johannes Brahms’ A German Requiem for a gramophone production in Vienna.

In 1949, Karajan became artistic director of the Gesellschaft der Musikfreunde, Vienna. He also conducted at La Scala in Milan. His most prominent activity at this time was recording with the newly formed Philharmonia Orchestra in London, helping to build them into one of the world’s finest. Starting from this year, Karajan began his lifelong attendance at the Lucerne Festival.

In 1951 and 1952, he conducted at the Bayreuth Festspielhaus.

In 1956, he was appointed principal conductor for life of the Berlin Philharmonic as successor to Wilhelm Furtwängler. Upon arriving in New York City for a concert at Carnegie Hall in 1955, Karajan and the Berlin Philharmonic found protests outside from those still seeing the two as being too near the Nazis. Reviews of the concert that night were incredible and quieted most of the protesters. From 1957 to 1964, he was artistic director of the Vienna State Opera. Karajan was closely involved with the Vienna Philharmonic and the Salzburg Festival, where he initiated the Easter Festival, which would remain tied to the Berlin Philharmonic’s Music Director after his tenure.

On 6 October 1958, he married his third wife, French model Eliette Mouret (de); they became parents of two daughters, Isabel and Arabel.

In February, 1983, a bronze bust of Karajan was unveiled in the foyer of the newly built State Theatre in Berlin. Two months later, his first wife, Elmy Karajan-Holgerloef, died of heart failure. A statement from his Salzburg office stated that he was “very shocked, affected, and deeply upset by the news. He had never forgotten her; she had been a part of his life”. Karajan however did not attend her funeral in Aachen.

In his later years, Karajan suffered from heart and back problems, needing surgery on the latter. He increasingly came into conflict with his orchestra for an all-controlling dictatorial style of conducting that had vanished from use everywhere else. Karajan resigned as the Principal Conductor of the Berlin Philharmonic on April 24, 1989. His last concert was Bruckner’s 7th Symphony with the Vienna Philharmonic. He died of a heart attack in his home in Anif on 16 July 1989 at the age of 81.

Karajan read the works of Father Hugo Enomiya-Lassalle on Zen Buddhism. He became a practitioner of Zen Buddhism. He believed strongly in reincarnation and said that he would like to be reborn as an eagle so he could soar over his beloved Alps. However, on 29 June 1985, he conducted Wolfgang Amadeus Mozart’s Coronation Mass during a Mass celebrated by St. John Paul II in St. Peter’s Basilica, on the Feast of Sts. Peter and Paul, and received Holy Communion from the hand of the Pope with his wife and daughters. By the end of his life he had reconciled with the Catholic Church, and requested a Catholic burial.

Musicianship

There is widespread agreement that Karajan had a special gift for extracting beautiful sounds from an orchestra. Two reviews from the Penguin Guide to Compact Discs illustrate the point.

  • Concerning a recording of Wagner’s Tristan und Isolde, a canonical Romantic work, the Penguin authors wrote, “Karajan’s is a sensual performance of Wagner’s masterpiece, caressingly beautiful and with superbly refined playing from the Berlin Philharmonic”.
  • About Karajan’s recording of Haydn’s “Paris” symphonies, the same authors wrote, “big-band Haydn with a vengeance … It goes without saying that the quality of the orchestral playing is superb. However, these are heavy-handed accounts, closer to Imperial Berlin than to Paris … the Minuets are very slow indeed … These performances are too charmless and wanting in grace to be whole-heartedly recommended.”

The same Penguin Guide nevertheless gives the highest compliments to Karajan’s recordings of the two Haydn oratorios, The Creation and The Seasons. Haydn scholar H. C. Robbins Landon, who wrote the notes for Karajan’s recordings of Haydn’s 12 London symphonies, states that Karajan’s recordings are among the finest he knows.

Karajan conducted and recorded prolifically, mainly with the Berlin Philharmonic and the Vienna Philharmonic. Although he conducted other orchestras (including the NHK Symphony Orchestra, the New York Philharmonic, the Concertgebouw Orchestra, the Orchestre de Paris and the Orchestra of La Scala, Milan) the vast majority of his recordings were made with the Berlin and Vienna orchestras with which he was most associated. He also left a considerable legacy of recordings with the Philharmonia Orchestra, his last performance being in 1960. Although he made recordings with several labels, notably EMI, it is Deutsche Grammophon with which he became most associated. He made 330 recordings with the label during his career.

During Karajan’s lifetime, the public often associated him with the works of Beethoven. Karajan recorded four complete Beethoven symphony cycles, first with the Philharmonia Orchestra for Angel in 1951 to 1955, and then three times with the Berlin Philharmonic Orchestra for Deutsche Grammophon in 1961/62, 1975/76, and from 1982 to 1984.

Among 20th-century musical works, Karajan had a strong preference for conducting and recording works from the first half of the century, by such composers as Mahler, Schoenberg, Berg, Webern, Bartók, Sibelius, Richard Strauss, Puccini, Honegger, Prokofiev, Debussy, Ravel, Hindemith, Nielsen and Stravinsky. Indeed, his performances of works written post-1950 were rare. A notable exception was Shostakovich’s Tenth Symphony, written in 1953, which he performed many times and recorded twice. He and Shostakovich met during a tour with the Berlin Philharmonic culminating in Moscow in May 1969 and Karajan had stated in an interview with the German TV-channel ZDF in 1983 that if he had been a composer instead of conductor, his music would have sounded similar to Shostakovich’s. Despite those sentiments, Karajan’s Shostakovich performances and recordings were restricted to the Tenth Symphony only. Karajan conducted the Berlin Philharmonic in Hans Werner Henze’s Sonata per Archi (1958) and Antifone (1960), the only Henze works he ever performed. In 1960 he performed Ildebrando Pizzetti’s opera Assassinio nella cattedrale written two years before. Karajan premieres were also rare: he premiered Carl Orff’s De temporum fine comoedia in 1973 with the Cologne Radio Symphony Orchestra.

The New York Times writer John Rockwell wrote in 1989: “He had a particular gift for Wagner and above all for [Anton] Bruckner, whose music he conducted with sovereign command and elevated feeling.”

Awards and honours

Herbert_von_Karajan_-_Statue_Geburtshaus-1
Statue of Karajan in the garden of his birthplace in Salzburg
Karajan was the recipient of multiple honours and awards. He became a Grand Officer of the Order of Merit of the Italian Republic on 17 May 1960 and in 1961, he received the Austrian Medal for Science and Art. He also received the Grand Merit Cross (Grosses Bundesverdienstkreuz) of the Order of Merit of the Federal Republic of Germany.

In 1977 he was awarded the Ernst von Siemens Music Prize. On 21 June 1978 he received the honorary degree of Doctor of Music from Oxford University. He was honored with Médaille de Vermeil from the Académie française in Paris, the Gold Medal of the Royal Philharmonic Society in London, the Olympia Award of the Onassis Foundation and the UNESCO International Music Prize.He received two Gramophone Awards for recordings of Mahler’s Ninth Symphony and the complete Parsifal recordings in 1981. He received the Eduard Rhein Ring of Honor from the German Eduard Rhein Foundation in 1984. In 2002, the Herbert von Karajan Music Prize was founded in his honour; in 2003 Anne-Sophie Mutter, who had made her debut with Karajan in 1977, became the first recipient of this award. He was voted into the inaugural Gramophone Hall of Fame in 2012. He has received the Picasso Medal from UNESCO.

In 1997 the “Herbert von Karajan Whitsun Festival” was inaugurated at the Festspielhaus Baden-Baden. Since 2003, the Festspielhaus has awarded the annual “Herbert von Karajan Music Prize” in recognition of excellence in musical achievements.

Karajan was an honorary citizen of Salzburg (1968), Berlin (1973), and Vienna (1978). His legacy is managed since 2005 by the Eliette and Herbert von Karajan Institute.

Herbert_von_Karajan_signature
Herbert von Karajan signature

assets

Herbert von Karajan – Complete Recordings on Deutsche Grammophon & Decca (Limitierte und nummerierte Edition)
Anne-Sophie Mutter, Michel Schwalbe, Christa Ludwig, Gundula Janowitz,Yo-Yo Ma, Peter Schreier, Svjatoslav Richter, Fritz Wunderlich, Mstislav Rostropovich, David Bell, Barbara Hendricks, Benjamin Luxon und weitere
24 DVDs, 330 CDs, 2 Blu-ray Audio
packshot-1200-800
  • BOX 1 The Early Recordings (Erste Aufnahmen und Radio-Mitschnitte aus den 30er und 40er Jahren)
    Ludwig van Beethoven: Symphonien Nr. 3 & 7; Leonore-Ouvertüre Nr. 3 op. 72a
    +Wagner: Die Meistersinger von Nürnberg-Ouvertüren zum 1. & 3. Akt
    +Brahms: Symphonie Nr. 1
    +Strauss: Don Juan op. 20; Schleiertanz aus Salome
    +Dvorak: Symphonie Nr. 9 „Aus der neuen Welt“
    +J. Strauss II: Fledermaus-Ouvertüre; Künstlerleben; Kaiserwalzer
    +Mozart: Symphonien Nr. 35, 40, 41
    +Tschaikowsky: Symphonie Nr. 6
    +Smetana: Die Moldau
    +Bruckner: Symphonie Nr. 8 (Sätze 2-4)BOX 2 Karajan 1960s – Complete DG Recordings 1959-1970
    Bach: Brandenburgische Konzerte Nr. 1-6; Orchestersuiten Nr. 2 & 3; Violinkonzerte BW 1041-1043
    +Beethoven: Symphonien Nr. 1-9; Violinkonzert; Klavierkonzert Nr. 1; Missa solemnis; Leonore-Ouvertüren; Fidelio-Ouvertüre; Geschöpfe des Prometheus-Ouvertüre; König Stephan-Ouvertüre; Ruinen von Athen-Ouvertüe; Egmont-Bühnenmusik; Coriolan-Ouvertüre; Zur Namensfeier; Weihe des Hauses; Musik zu einem Ritterballett; Gratulations-Menuett; Wellingtons Sieg; Große Fuge op. 133; Militärmärsche
    +Bartok: Konzert für Orchester; Musik für Saiteninstrumente, Schlagzeug, Celesta
    +Berlioz: Symphonie fantastique
    +Boccherini: Quintett “La musica notturna”
    +Brahms: Symphonien Nr. 1-4; Klavierkonzert Nr. 2; Violinkonzert; Ein deutsches Requiem; Ungarische Tänze
    +Bruckner: Symphonie Nr. 9
    +Chopin / Douglas: Les Sylphides
    +Debussy: La mer; Prelude
    +Delibes: Coppelia
    +Dvorak: Symphonie Nr. 9; Slawische Tänze; Cellokonzert
    +Haydn: Die Schöpfung
    +Händel: Concerti grossi op. 6 Nr. 1-12
    +Honegger: Symphonien Nr. 2 & 3
    +Liszt: Les Preludes; Mazeppa; Ungarische Rhapsodien Nr. 2, 4, 5; Ungarische Fantasie für Klavier & Orchester
    +Mozart: Symphonien Nr. 29 & 33; Serenaden Nr. 8 & 13; Requiem; Divertimenti KV 136-138 247, 251, 287, 334; Hornkonzerte Nr. 1-4; Adagio & Fuge KV 546
    +Mussorgsky / Ravel: Bilder einer Ausstellung
    +Pachelbel: Canon & Gigue
    +Prokofieff: Symphonie Nr. 5
    +Ravel: Daphnis et Chloe-Suite Nr. 2
    +Respighi: Antiche danze ed arie-Suite Nr. 3
    +Rossini: Streichersonaten Nr. 1-3, 6
    +Schostakowitsch: Symphonie Nr. 10
    +Schubert: Symphonien Nr. 8 & 9
    +Sibelius: Symphonien Nr. 4-7; Der Schwan von Tuonela; Tapiola; Valse triste; 1812-Ouvertüre; Slawischer Marsch; Romeo & Julia; Streicherserenade; Nußknacker-Suite; Violinkonzert
    +Smetana: Die Moldau
    +Strauss: Ein Heldenleben; Don Quixote; Metamorphosen; Oboenkonzert; Hornkonzert Nr. 2
    +J. Strauss II: Walzer, Polkas, Märsche
    +Strawinsky: Le Sacre du Printemps; Apollon musagete; Symphonie in C; Concerto in D; Circus Polka
    +Suppe: Ouvertüren zu Leichte Kavallerie; Ein Morgen, ein Mittag, ein Abend; Pique Dame; Schöne Galathee; Dichter & Bauer
    +Tschaikowsky: Symphonien Nr. 4-6; Klavierkonzert Nr. 1; Violinkonzert; Capriccio italien; Rokoko-Variationen
    +Rimsky-Korssakoff: Scheherazade
    +Opernintermezzi von Verdi, Mascagni, Puccini, Schmidt u. a.BOX 3 Karajan 1970s – Complete DG Recordings 1969-1980
    Beethoven: Symphonien Nr. 1-9; Violinkonzert op. 61 (AS Mutter); Tripelkonzert
    +Mahler: Symphonien Nr. 4-6, 9; Kindertotenlieder; Rückert-Lieder; Das Lied von der Erde
    +Bruckner: Symphonien Nr. 4-9
    +Brahms: Symphonien Nr. 1-4; Tragische Ouvertüre
    +Mozart: Symphonien Nr. 32, 35, 36, 38-41; Violinkonzerte Nr. 3 & 5 (AS Mutter); Requiem KV 626; Messe C-Dur KV 317 “Krönungsmesse”
    +Locatelli: Concerto grosso f-moll
    +Vivaldi: Concerti für Streicher; Sinfonia h-moll
    +Mendelssohn: Symphonien Nr. 1-5; Die Hebriden-Ouvertüre
    +Bizet: Carmen-Suite Nr. 1; L’Arlesienne-Suiten Nr. 1 & 2
    +Rossini: Ouvertüren zu La gazza ladra, La scala di seta, Semiramide, Barbier, L’italiana in Algeri, Guillaume Tell
    +Schumann: Symphonien Nr. 1-4; Ouvertüre, Scherzo & Finale
    +Tschaikowsky: Symphonien Nr. 1-6; Klavierkonzert Nr. 1; Schwanensee-Suite; Dornröschen-Suite; Polonaise & Walzer aus Eugen Onegin
    +Offenbach: Gaite Parisienne (Auszüge)
    +Gounod: Faust-Ballettmusik
    +Verdi: Ouvertüren, Preludes & Ballettmusik aus Opern
    +Ponchielli: Tanz der Stunden
    +Grieg: Peer Gynt-Suiten Nr. 1 & 2; Sigurd Jorsalfar
    +Weber: Aufforderung zum Tanz; Ouvertüren
    +Borodin: Polowetzer Tänze
    +Berlioz: Symphonie fantastique; Orchesterstücke aus La Damnation de Faust
    +Liszt: Mephisto Walzer; Ungarische Rhapsodien Nr. 4 & 5; Tasso
    + Smetana: Orchesterstücke aus Die verkaufte Braut
    +Strauss: Till Eulenspiegel; Schleiertanz aus Salome; Don Juan; Tod und Verklärung; Also sprach Zarathustra; Vier letzte Lieder
    +Orff: De Temporum Fine Comoedia
    +Schönberg: Verklärte Nacht; Pelleas und Melisande; Variationen für Orchester
    +Berg: 3 Orchesterstücke; Lyrische Suite
    + Webern: Passacaglia; 5 Sätze op. 5; 6 Stücke für Orchester op. 6; Symphonie op. 21
    +Wagner: Siegfried-Idyll
    +Strawinsky: Le Sacre du prntemps; Psalmensymphonie
    +Respighi: Fontane di Roma; Pini di Roma
    +Preussische & österreichische Märsche
    +Nationalhymnen
    +Weihnachtskonzerte von Corelli, Manfredini, TorelliBOX 4 Karajan 1980s – Complete DG Recordings 1979-1990
    Strauss: Alpensymphonie op. 64; Metamorphosen für 23 Solostreicher op. 24; Also sprach Zarathustra op. 30; Don Juan op. 20; Ein Heldenleben op. 40; Vier letzte Lieder; Schlussszene aus Capriccio; Don Quixote op. 35; Till Eulenspiegel op. 28
    +Bruckner: Symphonien Nr. 1-3, 7, 8; Te Deum
    +Offenbach: Orchesterstücke aus Orphee aux enfeers, Barbe-Bleue, La Grande-Duchesse de Gerolstein, La belle Helene, Vert-Vert, Gaite parisienne
    +J. Strauss II: An der schönen blauen Donau; Eljen a Magyar; Accelerationen; Persischer Marsch; Fledermaus-Ouvertüre; Leichtes Blut; Künstlerleben; Unter Donner und Blitz; Kaiserwalzer; Tritsch-Tratsch-Polka; Rosen aus dem Süden; Der Zigeunerbaron-Ouvertüre; Annen-Polka; Wein, Weib und Gesang; Auf der Jagd; Perpetuum mobile; Geschichten aus dem Wienerwald; Fledermaus-Quadrille; Wiener Blut; Napoleon-Marsch
    +J. Strauss I: Radetzky-Marsch
    +Jos. Strauss: Delirien Walzer
    +Haydn: Symphonien Nr. 82-87, 93-104; Die Schöpfung
    +Tschaikowsky: Streicherserenade op. 48; Romeo & Julia; Nussknacker-Suite op. 71a; Symphonien Nr. 4-6; Violinkonzert op. 35; Klavierkonzert Nr. 1
    +Mendelssohn: Violinkonzert op. 64
    +Bruch: Violinkonzert Nr. 1
    +Schostakowitsch: Symphonie Nr. 10
    +Nielsen: Symphonie Nr. 4
    +Mozart: Messen C-Dur KV 317 & c-moll KV 427; Serenade Nr. 13 “Eine kleine Nachtmusik”; Serenata notturna KV 239; Ave verum KV 618; Requiem KV 626; Divertimenti KV 287 & 334; Symphonien Nr. 29 & 39
    +Dvorak: Streicherserenade op. 22; Symphonien Nr. 8 & 9
    +Holst: The Planets op. 32
    +Grieg: Holberg-Suite op. 40; Klavierkonzert op. 16; Peer Gynt-Suiten Nr. 1 & 2
    +Prokofieff: Symphonie Nr. 1
    +Saint-Saens: Symphonie Nr. 3 “Orgelsymphonie”
    +Brahms: Violinkonzert op. 77; Konzert op. 102 für Violine & Cello; Tragische Ouvertüre op. 81; Symphonien Nr. 1-4; Haydn-Variationen op. 56a; Ein deutsches Requiem op. 45
    +Schumann: Klavierkonzert op. 54; Symphonie Nr. 4
    +Sibelius: Pelleas et Melisande op. 46; Finlandia op. 26 Nr. 7; Der Schwan von Tuonela op. 22 Nr. 2; Valse triste op. 4; Tapiola op. 112
    +Beethoven: Symphonien Nr. 1-9; Egmont-Ouvertüre; Coriolan-Ouvertüre; Leonore-Ouvertüre Nr. 3; Fidelio; Missa solemnis op. 123
    +Mahler: Symphonie Nr. 9
    +Smetana: Die Moldau
    +Liszt: Les Preludes; Ungarische Rhapsodie Nr. 5
    +Rossini: Wilhelm Tell-Ouvertüre
    +Albinoni: Adagio g-moll für Streicher & Orgel
    +Vivaldi: Flötenkonzert RV 439
    +Bach: Air aus BWV 1027
    +Gluck: Reigen seliger Geister
    +Bizet: L’Arlesienne-Suiten Nr. 1 & 2; Ouvertüren und Zwischenaktmusiken aus Carmen
    +Wagner: Orchesterstücke aus Tannhäuser, Meistersinger, Tristan und Isolde; Siegried-Idyll
    +Verdi: Requiem
    +Debussy: La Mer; Prelude a l’apres-midi d’un faune
    +Ravel: Pavane pour une infante défunte; Daphnis et Chloe-Suite Nr. 2; Bolero; Rapsodie espagnole
    +Mussorgsky: Bilder einer Ausstellung
    +Scriabin: Klavierstücke op. 51 Nr. 1-4; Etüde op. 42 Nr. 5
    +Neujahrskonzert 1987

    BOX 5 The Opera Recordings

    Bizet: Carmen (1982)
    +Gluck: Orfeo ed Euridice (1959)
    +Lehar: Die lustige Witwe (1972)
    +Leoncavallo: Pagliacci (1965)
    +Mascagni: Cavalleria rusticana (1965)
    +Mozart: Le Nozze di Figaro (1978); Don Giovanni (1985); Die Zauberflöte (1980)
    +Mussorgsky: Boris Godunov (1970)
    +Puccini: La Boheme (1972); Tosca (Einspielungen von 1962 und 1980); Madama Butterfly (1974); Turandot (1981)
    +J. Strauss II: Die Fledermaus (1960)
    +Strauss: Der Rosenkavalier (Einspielungen von 1960 und 1982)
    +Verdi: Il Trovatore (1962); Un Ballo in Maschera (1989); Don Carlos (1958); Aida (1959); Otello (1961); Falstaff (1980)
    +Wagner: Das Rheingold (1967); Die Walküre (1966); Siegfried (1968); Götterdämmerung (1969); Parsifal (1980)
    +Haydn: Die Schöpfung (1955)
    +Arien & Lieder von Lehar, Ferrari, Loewe, Lavilla, Valente, Arditi, Gershwin, Berlin
    +Suppe: Ouvertüren zu Ein Morgen, ein Mittag, eine Nacht in Wien, Leichte Kavallerie, Pique Dame, Die schöne Galathea, Banditenstreiche, Dichter und Bauer (1969)BOX 6 The Legendary Decca Recordings 
    Brahms: Symphonien Nr. 1 & 3
    +Haydn: Symphonien Nr. 103 “Paukenwirbel” & 104
    +Mozart: Symphonien Nr. 40 & 41
    +Tschaikowsky: Romeo & Julia; Schwanensee-Suite op. 20; Nußknacker-Suite op. 71a; Dornröschen-Suite op. 66a
    +Beethoven: Symphonie Nr. 7
    +Dvorak: Symphonie Nr. 8
    +Adam: Giselle
    +Grieg: Peer Gynt-Suite
    +J. Strauss II: Fledermaus-Ouvertüre; Zigeunerbaron-Ouvertüre; Gschichten aus dem Wienerwald
    +Strauss: Till Eulenspiegel; Don Juan; Tod & Verklärung; Also sprach Zarathustra; Salome (Ausz.)

    BOX 7 The Complete DGG/Unitel DVDs 

    Beethoven: Symphonien Nr. 1-9 (1967-1977); Missa solemnis op. 123
    +Bizet: Carmen (Salzburger Festspiele 1967)
    +Brahms: Ein deutsches Requiem (Salzburger Opernfestspiele 1978); Brahms: Symphonien Nr. 1-4
    +Bruckner: Symphonie Nr. 8 (St. Florian Linz 1979); Symphonie Nr. 9 (Wiener Musikverein 1978); Te Deum (Wiener Musikverein 1978)
    +Mascagni: Cavalleria rusticana
    +Leoncavallo: Pagliacci
    +Puccini: La Boheme; Madama Butterfly
    +Tschaikowsky: Symphonien Nr. 4-6 (Berliner Philharmonie 1974)
    +Verdi: Requiem (1967); Otello (Opernfilm 1973; Regie: Herbert von Karajan)
    +Wagner: Das Rheingold (Salzburger Osterfestwoche in Kooperation mit der MET)
    +Neujahrskonzert in Wien 1978
    +Dokumentationen “The Second Life” & “Beauty as I see it”; “The Music, the Legend”
    +Karajan in Concert – Beethoven: Coriolan-Ouvertüre; Egmont-Ouvertüre; Rossini: Wilhelm Tell-Ouvertüre; Wagner: Tannhäuser-Ouvertüre; Weber: Freischütz-Ouvertüre; Rachmaninoff: Klavierkonzert Nr. 2; Debussy: La Mer; Prelude a l’apres-midi d’un faune; Ravel: Daphnis et Chloe1. BLU-RAY AUDIO Beethoven: Symphonien Nr. 1-9 (Die Einspielungen von 1961 und 1962 / 24bit / 96kHz-Remastering)2. BLU-RAY AUDIO Wagner: Der Ring des Nibelungen (Die Einspielungen 1966-1970 / 24bit / 96kHz-Remastering)
  • Künstler: Anne-Sophie Mutter, Michel Schwalbe, Christa Ludwig, Gundula Janowitz, Yo-Yo Ma, Peter Schreier, Svjatoslav Richter, Fritz Wunderlich, Mstislav Rostropovich, David Bell, Barbara Hendricks, Benjamin Luxon, Krystian Zimerman, Jose van Dam, Edith Mathis, Francisco Araiza, Ann Murray, Thomas Brandis, Anna Tomowa-Sintow, Agnes Baltsa, Kathleen Battle, Jessye Norman, Evgeny Kissin, Katia Ricciarelli, Mikael Melbye, Jose Carreras, Christine Barbaux, Heinz Zednik, Gino Quilico, Sena Jurinac, Zoltan Kelemen, Teresa Stratas, Rene Kollo, Werner Krenn, Ugo Benelli, Carlo Bergonzi, Frederica von Stade, Ileana Cotrubas, Tom Krause, Gösta Winbergh, Samuel Ramey, Hanna Schwarz, Galina Vishnevskaya, Gianni Maffeo, Luciano Pavarotti, Mirella Freni, Walter Berry, Giuseppe Taddei, Leontyne Price, Giuseppe di Stefano, Kurt Moll, Lisa della Casa, Otto Edelmann, Erika Köth, Wiener Singverein, Berliner Philharmoniker, Wiener Philharmoniker, La Scala Orchestra, Herbert von Karajan
  • Label: DGG/Decca, ADD/DDD, 1939-1989
  • FSK ab 0 freigegeben
  • Bestellnummer: 7483243
  • Erscheinungstermin: 3.11.2017

Het leven & de muziek van Ludwig van Beethoven (1770 – 1827) op Compact Discs, DVD's en Boeken

%d bloggers liken dit: